Van oktober 2002 tot april 2006 vervulde adjudant Nieuwenhuis de functie krijgsmachtdeeladjudant van de Koninklijke Marine, ook wel KM Chef d ’Equipage genoemd.

Als Nieuwenhuis nog maar net is aangetreden geeft hij een interview in het blad de In de Peiling. De titel geeft aan hoe Nieuwenhuis zijn functie ziet namelijk als “smeerolie”.

In dit interview geeft hij aan wat zijn functieomschrijving is:
Het bevorderen van de communicatie ‘bottom-up en ‘top-down. De officiële middelen daarvoor zijn de adviesraad onderofficieren en de werkgroepen die daar bij horen. En verder ligt mijn grootste kracht in het informele circuit: ik probeer vaak op werkbezoeken zoveel mogelijk de organisatie in de gaan en mijn oor te luisteren te leggen en ook proberen dingen ‘van boven’ uit te leggen als daar onbegrip over is. Ik hoop zo laagdrempelig te zijn dat mensen met hun vragen bij mij terecht kunnen”.

De positie als een onderofficier in de directe nabijheid van de admiraal geeft weleens spanning. Dit lezen we al de enkele maanden die Nieuwenhuis in functie is. Op de vraag of het niet gecompliceerd is enerzijds als ombudsman gezien te worden en anderzijds als spreekbuis van de Bevelhebber der Zeestrijdkrachten te functioneren geeft Nieuwenhuis als antwoord: “Het is het vinden van de juiste balans. Ik kan natuurlijk de Bevelhebber niet voortdurend lastigvallen met allerlei persoonlijke wensen van mensen. Anderzijds zorg ik er wel voor dat alles wat speelt op de werkvloer via zeer korte lijnen direct onder ogen van de Admiraliteitsraad komt. Van elk werkbezoek en gesprek maak ik verslagen en ik sta er garant voor dat die niet in een la verdwijnen maar ook gelezen worden. Dus het  communicatie ‘bottom-up’ van de communicatie zie ik wel zitten. De andere kant is soms wat lastiger: om te proberen maatregelen uit te leggen die voor mensen moeilijk te begrijpen zijn. Maar ik merk dat als je je best doet om de tijd te nemen om iets uit te leggen, dat zaken dan ook eerder geaccepteerd worden.”

Waarschijnlijk wist Nieuwenhuis de persoon die het interview afnam te overtuigen van de zwaarte van zijn functie als Marineadjudant. De laatste vraag luidde: “Heb je zelf wel eens gedacht: ik ga hier weg- en : wat maakt dat je blijft?” Het antwoord: “Natuurlijk heb ik, zoals iedereen denk ik, wel eens zo’n moment gehad. Toen we bijvoorbeeld met een kist op Curaçao door pech een week langer moesten blijven, terwijl net mijn tweede dochter was geboren – dat zijn niet de fijnste momenten. Maar over het algemeen ben ik zeer tevreden met mijn werk. De marine biedt toch een stuk zekerheid die je lang niet overal tegenkomt. En verder probeer zoveel mogelijk jezelf te zijn en te genieten van iedere dag, dan kom je een heel eind”.

Als Nieuwenhuis na ruim anderhalf jaar in het blad Alle Hens een interview geeft komt hij duidelijk wat mee ontspannen over.  De kop boven het interview geeft spreekt duidelijke taal: “Een realistische idealist”.

Zijn functie beschrijft ook op een ontspannen wijze: ”Ik handel in emoties en rommel in de marge”.

Weten wat er leeft was de stelregel zijn stelregel. En met deze stelregel probeert hij problemen op te sporen en als het kan een oplossing aan de bieden.  “Helaas blijkt dat niet altijd mogelijk, maar je bereikt al veel door een luisterend oor te bieden”.

In dit interview geeft Nieuwenhuis een voorbeeld, bij een gesprek met matrozen in de korporaalsopleiding die te horen gekregen hadden dat hun bindingstoelage twee derde lager zou uitvallen dan vooraf beloofd was. “ Zij voelde zich duidelijk genept en dat vind ik zeer begrijpelijk. Door de moeizame manier waarop de marine het nieuws bracht, kregen zij het gevoel dat ze als oud vuil behandeld werden. Helaas kon ik in deze situatie geen oplossing bieden, maar door hun verhaal aan te horen, kon ik wel dat “onderbuik gevoel” wegnemen.

Dat spreken over gevoel of emoties is voor Nieuwenhuis een aangelegen punt. De adjudant geeft aan in het interview dat binnen de marine meer aandacht voor emotie moet komen.

Dat is belangrijk! Iemand mag de KM een mooi bedrijf vinden, maar als er een cumulatie van negatieve gevoelen plaatsvindt en je maakt het niet bespreekbaar, dan gaan ze weg. Dat is natuurlijk doodzonde”.

Vaak komen frustratie en onbegrip door het niet kennen van de feiten. Nieuwenhuis vervulde daarom vaak de rol van mediator. Vanwege zijn grote betrokkenheid bij het Marine Vliegkamp Valkenburg, het was daar werkzaam geweest, was het dan ook Nieuwenhuis die bij erbij was toen de bevelhebber het slechte nieuws bracht over de sluiting van Valkenburg.

“Juist door de politieke beredenering dat met het verdwijnen van de onderzeebootdreiging ook het bestaansrecht van de maritieme patrouillevliegtuigen ophield, rees de vraag bij het personeel of de marinetop wel begrijpt welke taken we allemaal vervullen. Op dat moment was het ongelofelijk moeilijk om uit te leggen dat de bevelhebber dat heel goed begrijpt en dat ook hij Valkenburg koestert. Je bent gevangen tussen begrip voor een beslissing en het besef welke emoties dat met zich meebrengt”.

Ook voor Nieuwenhuis komt een einde aan zijn functie als Marine adjudant en op 21 maart 2006 draagt hij zijn functie over aan adjudant J.J.E. de Bree.