Marine

In september/oktober 1997 waren er diverse gesprekken tussen Krijgsmachtadjudant Clausen en de Commandant Zeemacht Nederland (CZMNED) en de Directie Personeel Koninklijke Marine (DPKM) waarbij Clausen  zijn verontrusting uitspraak omtrent de aangetroffen kwaliteit van sommige CDE’s. Overeengekomen werd dat Clausen met enkele “sleutel” adjudanten over de situatie van gedachte mocht wisselen.

Als resultaat van deze gedachtewisselingen kwam er in maart 1998 een verzoek van de toenmalige plaatsvervangend directeur personeel Commandeur J.W. Kelder om een voorzet te geven voor een op te richten “Adjudanten Raad”.

In mei 1998 was de instellingvergadering van de eerder genoemde Adviesraad Onderofficieren KM.

Tijdens een vergadering op 29 Januari 1999 werd door SBNA Brand verteld dat de Admiraliteitraad besloten had een adjudant bij het Kabinet van de BDZ aan te stellen.

VERTEL MIJ MEER

ONDERSCHEIDINGTEKENS

Landmacht

De Koninklijke Landmacht heeft een voortrekkersrol heeft vervuld bij de positieverbetering van de onderofficier binnen de Krijgsmacht. De oorzaak voor het grote draagvlak was omdat men daar de structuur al hadden, een bataljonsadjudant. In 1995 waren er al adjudanten op bijvoorbeeld brigade en divisie niveau.

In een notitie van 20 juli 1995 wordt melding gemaakt van het instellen van 15-20 nieuwe adjudantsfuncties waaronder die van KL-adjudant (Kabinet BLS).

Uiteindelijk was het mede door de actieve rol van Generaal M.  Schouten als BLS (1996-2001) werd in mei 1998 de beleidsvisie “De onderofficier in de KL” gepresenteerd.

In een document van de Landmachtstaf van 13 mei 1998 geef Generaal Schouten zijn visie op de positie van de onderofficier.

“De kern van het beleid is dat de onderofficier wordt opgeleid door de onderofficier. En dat na de initiële opleiding de ervaren onderofficier zijn jongere collega’s begeleidt bij het opbouwen van hun vakmanschap. Door deze wijze van opleiden en begeleiden moet elke onderofficier onder uiteenlopende omstandigheden overal ter wereld zelfstandig leiding kunnen geven.”

Generaal Schouten geeft ook duidelijkheid over het domein van de onderofficier:

“De onderofficier heeft, naast leidinggevende kwaliteiten, het vermogen om te gaan met het (beroeps) personeel en materieel waarvoor hij verantwoordelijk is, onder welke omstandigheden dan ook. Zo zal de onderofficier door voorbeeldgedrag, opofferingsgezindheid en mentale weerbaarheid zijn gezag laten gelden. De onderofficier op groeps- en pelotonsniveau is in staat routinematig en doelgericht te handelen, efficiënt te werken en toont belangstelling  voor het uitdiepen van het eigen vakgebied. De onderofficier op dit niveau draagt een grote verantwoordelijkheid en kan bij zijn taakuitvoering omgaan met de omstandigheden waarin hij verkeert. De onderofficier speelt op het uitvoerende niveau een cruciale rol waar het gaat om het welslagen van de operatie. Zijn beslissingen kunnen van groot belang zijn. De onderofficier is de zichtbare vertegenwoordiger van de KL die het dichtst bij ‘de werkvloer’ en het product staat. De onderofficier is een afspiegeling van de kwaliteit en professionaliteit van de organisatie bij de uitvoering van haar kerntaken. Het domein van de onderofficier wordt gekenmerkt door die aspecten die bepalend zijn voor een goede uitvoering van deze kerntaken: leiderschap op ‘de werkvloer’ vakmanschap en de verantwoordelijkheid voor de instructie.”

In het bovengenoemde document wordt ook aangegeven dat de “stafadjudant” wordt ingevoerd. Deze nieuwe adjudantenfuncties benadrukken het belang van de positie van de onderofficier, enerzijds op het vlak van de militaire instructie en anderzijds in de positie van de ‘ onderofficier naast de commandant’.  Het gaat dan om 76 functies waarvoor alleen “uitstekend functionerende onderofficieren” in aanmerking komen.

We krijgen dan eigenlijk een derde laag adjudanten erbij.

VERTEL MIJ MEER

ONDERSCHEIDINGTEKENS

Luchtmacht

De eerste Luchtmachtadjudant was adjudant W.E. Boonstra. Deze begon zijn loopbaan bij de Luchtmacht binnen het vakgebied gronduitrusting. Een kenmerk van het systeem bij de Luchtmacht is dat de bevorderingen op basis van professie worden gedaan. Om verder te kunnen groeien werd Boonstra in 1991 Hoofd Inwendige Dienst (HID) bij 324 Squadron….

VERTEL MIJ MEER

ONDERSCHEIDINGTEKENS

Marechaussee

Nadat de Koninklijke Landmacht en de Koninklijke Luchtmacht en later de Koninklijke Marine een krijgsmachtdeeladjudant hadden gekregen kwam het ook bij het jongste krijgsmachtdeel tot het vervullen van de functie van “hoogste” onderofficier. De eerste wapenadjudant van de KMar werd in de persoon van adjudant van der Vloed een feit op 1 Maart 2000.

VERTEL MIJ MEER

ONDERSCHEIDINGTEKENS

DOSCO

Het Defensie Ondersteuningscommando  (DOSCO) verricht ondersteunende taken voor de krijgsmacht. Het zorgt bijvoorbeeld voor voedsel, gezondheidszorg, gebouwen, oefenterreinen, onderwijs en personeelsdiensten. Zo kunnen marine, landmacht, luchtmacht en marechaussee zich richten op hun hoofdtaken, operaties op zee, land en in de lucht voor vrijheid, veiligheid en welvaart. Ook dit Krijgsmachtdeel kreeg in de persoon van Aoo E.H. (Ed) Cremers een eerste krijgsmachtdeeladjudant. Bij CDC kan de adjudant van verschillende krijgsmachtdelen komen.

VERTEL MIJ MEER

DMO

De Defensie Materieel Organisatie (DMO) zorgt dat militairen kunnen werken met modern, robuust en veilig materieel. De materieelorganisatie is betrokken bij de aankoop, instandhouding en verkoop van materieel. In de persoon van Aoo P.F.S. (Peter) Jacobs kreeg dit krijgsmachtdeel een eerste krijgsmachtdeeladjudant. Bij DMO kan de adjudant van verschillende krijgsmachtdelen komen.

VERTEL MIJ MEER