‘Tijdens een plechtige ceremonie op de Koninklijke Militaire School heeft adjudant T.J.A. Witlox op 2 juli 2010 ten overstaan van vele genodigden waaronder luitenant-generaal A.J.H. van Loon, commandant van 1GE/NL Corps, de functie van Landmachtadjudant overgedragen aan adjudant A.J.G.M. Odenkirchen, voormalig OTCo-adjudant. Dit gebeurde met het wisselen van de nestel door commandant R.A.C. Bertholee.”

Bovenstaande was te lezen in De Onderofficier van juli/augustus 2010.

In een interview in De Landmacht van juni 2010, waarbij zowel de vertrekkende Landmachtadjudant Witlox als de nieuwe Landmachtadjudant Odenkirchen aan het woord kwamen, lezen we:

Ik zal minder ”last” hebben van de uitvoering van de missie in Afghanistan, en me meer kunnen richten op het opwerken van nieuwe missies. In deze tijd waar ook de landmacht elke euro maar een keer kan uitgeven moeten we goed met elkaar communiceren over de keuzes die wij maken. Als bijvoorbeeld een van de keuzes is dat we minder grote oefeningen houden, is het belangrijker om de oefentijd en locatie optimaal te gebruiken Een veel gehoorde klacht binnen het korps is dat we te snel naar de oefeningen op niveau 5/6 gaan. Hopelijk is er straks weer meer ruimte voor niveau 1-2. Mijn prioriteit zal dan ook liggen bij de instandhouding en bevordering van deze niveaus en daar middelen en bevoegdheden voor krijgen, met de mogelijke bezuinigingen in mijn achterhoofd. Ik ga geen dingen beloven die ik niet kan waarmaken. Een ander punt waar ik energie in wil steken, is de kwaliteitsbewaking van korporaals en manschappen. Dat past prima binnen het domein van de onderofficier. Discipline maakt een wezenlijk onderdeel uit van onze organisatie. Wat mij opvalt, is dat als het op discipline aankomt-vooral als het niet klopt-, er veel aan “navelstaren” wordt gedaan. Maar als het klopt, dan mogen we daar ook trots op zijn en dat uitdragen. Onderofficieren hebben hier een prominente rol in. Hoofdzakelijk naar beneden maar zeker ook naar boven toe”.

                                 

Op 18 september 2014 is ook voor Odenkirchen het tijdstip aangebroken dat hij het stokje gaat overdragen. Tijdens een gesprek op 3 december 2014 kijkt hij terug.

Bij het aantreden van Odenkirchen kwam hij midden in een situatie terecht van bezuinigingen.

Vanaf 2005 is de Koninklijke Landmacht betrokken geweest bij grote inzetten in Irak en Afghanistan Wat van onze mensen een topprestatie vroeg en dat hebben we ook geleverd.  Bij mijn aantreden was men bezig met het afbouwen van de ISAF-missie,  en dan komt de opdracht om fors te gaan bezuinigingen als nooit te voren. Dat is voor ons personeel heel moeilijk te bevatten, iedereen  vindt dat je nuttig werk hebt gedaan en je komt terug van die missie en je hoort dat je overbodig bent geworden, dat is heel lastig te verteren”.

Odenkirchen geeft aan hoe er bij de Koninklijke Landmacht is bezuinigd. “Zo is er o.a. het gehele tankwapen wegbezuinigd, niet omdat het niet meer nodig hebben, maar simpel om het feit dat er geen geld meer voor was. Wat we wel gedaan hebben is de organisatie  van de  operationeel eenheden zoveel als mogelijk in stand te houden. Wel ben ik van mening dat er teveel in de staven is weggehaald, bij de staf CLAS en OTCO is ruim 1/3 weggestreept ,daarnaast is er fors bezuinigd op de  zgn. Niet Beschikbaar Op Functie (NBOF), wat betekent dat de opleidingstijd van met name onze soldaten drastisch is ingekort. nu denk ik wel eens dat er teveel is bezuinigd”.

Odenkirchen heeft steeds geprobeerd mensen geen rad voor de ogen te draaien. Hij vergelijkt het geheel met een kasteel met vier torens  dat onder vuur ligt, twee toren zijn weggeschoten en het is allemaal puin en stof wat de klok slaat, je moet jezelf de tijd geven om het stof te laten dalen, voor je begint met hergroeperen en opbouwen. Er waren allerlei processen aan de gang en de mensen wilde duidelijkheid, maar die kon niet gegeven worden.

“ De bezuinigingen moesten in vier jaar tijd gerealiseerd worden. Je moest wel elk jaar aan het bezuinigingskwantum voldoen en dan is het het snelste bezuinigen op nieuw personeel, dus werd de werving en verlenging van personeel gestopt. Maar te snelle bezuinigingen leiden tot een instabiele organisatie en als je dan op de werkvloer kwam bij een commandant dan hoorde ik nog al eens; “ik snap dat er bezuinigd moet worden maar niet bij mij”. Defensie was altijd een safe haven maar die zekerheid had een flinke knauw opgelopen. Er was geen baanzekerheid meer. Wel zijn er goede regelingen getroffen en konden de mensen gebruikt maken van begeleiding bij het zoeken van een nieuwe functie of een baan in de burgermaatschappij”.

Wat is er tijdens de functieperiode van Odenkirchen veranderd?

“ Ik heb moeten meemaken dat het opleidingstraject is veranderd. Het hele traject van spijkerbroek tot de operationele functie. Vroeger kreeg men een basisopleiding en een vaktechnische opleiding en ging men na een gedegen opleiding naar de operationele eenheden. Nu is de opleiding grotendeels verplaatst naar de operationele eenheden en is de vaktechnische opleiding verkort. In de opleidingstijd is te teveel gesneden en dat terwijl we heel veel uitzenden. Er starten dus  bij de operationele eenheden minder opgeleide mensen. Dat  vraagt weer meer van de onderofficier als leider, vakman en instructeur”.

Hoe ziet Odenkirchen de rol van de VEVA opleidingen?

“ De VEVA opleidingen moeten voor een deel de opleiding op zich nemen, eigenlijk  kopen wij tijd bij de ROC’s.

De afspraak is dat 75% van de soldaten en 50% van de onderofficieren uit de VEVA moeten komen.  Die doelstelling is nog geen enkel jaar gehaald, er is veel uitval. Ik zie de meerwaarde van VEVA door de verwevenheid van de burgermaatschappij en Defensie. Het is wel jammer dat door de VEVA opleidingen ook nog een keer op de opleidingstijd binnen Defensie is bezuinigd. Het verwijt dat de VEVA opleidingen de doorstroom binnen Defensie stagneren, is niet juist. Ik ben bezig geweest om die doorstroom te bevorderen en ik heb toen gemerkt dat als een korporaal bij zijn leidinggevende komt met het verzoek om naar de KMS te mogen er soms niet objectief gekeken werd of de korporaal wel de goede kennis en vaardigheden en  attitude had om onderofficier te worden.  Ook bij de doorstromers bij CLAS hadden wij veel uitvallers, dat is nu een stuk beter, mede door het feit dat wij de zgn. Kennis Makings Dagen(KMD) hebben geïntroduceerd bij CLAS, waarbij zij kunnen laten zien wat ze in huis hebben.

Als er verder gevraagd wordt waar Odenkirchen mee bezig is geweest komen langs; het traject om tot onderofficier te komen, de selectie en detectie om te komen tot de beste kandidaten voor onderofficier en de doorlopende leerlijnen binnen de operationele context.

Over de samenwerking met de Krijgsmachtadjudant en de andere krijgsmachtdeeladjudanten is Odenkirchen heel tevreden. Er was sprake van een constructief en open contact met respect voor de eigenheid van elk krijgsmachtdeel.

Odenkirchen heeft ook oog gehad voor de functie van de korporaals binnen de Koninklijke Landmacht. Tijdens de functietermijn van zijn voorganger was de opleiding tot leidinggevend korporaal (OLK) al opgezet. Deze opleiding was goed opgezet maar niet afgeregeld. Er was onduidelijkheid over het dragen van de Functie Onderscheidings Tekens (FOT). De FOT in zilver, mag alleen gedragen worden door de korporaal die een functie heeft als leidinggevende korporaal. De FOT in goud is bestemd voor de plaatsvervangend groepscommandant. De OLK cursus is toegankelijk voor diegene die op een OLK functie geplaatst zijn.

Functieonderscheidingstekens leidinggevend korporaal

In de het blad, de Landmacht van 8 oktober 2014, staat een interview met Odenkirchen. Op de vraag waar hij het meest trots op is, als teruggekeken wordt op zijn periode als Landmachtadjudant antwoord hij:

“Dat de Koninklijke Militaire School (KMS) blijft bestaan. De KMS in Weert (wordt Ermelo, red.) is de bakermat voor de onderofficier. Hier worden jonge mannen en vrouwen gevormd en klaargestoomd voor het leiderschap. We hebben aangetoond dat het onderofficierskorps een kweekvijver nodig heeft en met resultaat. Een ander ding waar ik me hard voor maakte, is de doorlopende leerlijn voor de onderofficier. De vaktechnische en initiële opleiding waren door bezuinigingen zover ingekort dat de balans zoek was. Het OTCo heeft dit met succes gerepareerd. Ook ben ik trots op het feit dat onze interne opleidingen civiel gecertificeerd gaan worden. Dat is een meerwaarde voor militairen die de ‘burger’ in willen.”

Er wordt ook gevraagd naar de positie van de onderofficier binnen eigen organisatie en ook internationaal. Odenkirchen geeft als antwoord: “Ik durf te zeggen dat we een fantastisch onderofficierskorps hebben. Die mening baseer ik mede op de complimenten die ik over onze militairen kreeg van buitenlandse coalitiepartners. Kijk naar de output die wij als klein leger leveren. Onze onderofficieren zijn multi-inzetbaar en innovatief. Onze stem wordt serieus genomen in alle lagen van de organisatie. De afgelopen jaren hebben we nadrukkelijk geïnvesteerd in de kwaliteit van de onderofficier. Zoals het verwerven van meer internationale ervaring. Niet voor niets sturen we onder andere collega’s naar de Franse secundaire vorming aan de École Nationale des Sous-officiers d’Active en naar de loodzware Amerikaanse Ranger Course. Dat alles maakt me oprecht trots.”

De adjudant Odenkirchen is bij zijn afscheid koninklijk onderscheiden, als “ridder in de orde van Oranje Nassau met de zwaarden”.

Het blad de Landmacht geeft ook nog, naast het interview, een overzicht van de taken van een Landmachtadjudant.

Documenten

Afscheid Landmachtadjudant