Na de installatie van Brinkman gaat deze voortvarend aan de slag en als hij na een halfjaar in functie te zijn geeft hij een interview in de Onderofficier van maart 2002.

Hij geeft aan dat hij zoveel mogelijk contact wil houden met de werkvloer, de nadruk ligt op de parate eenheden. Brinkman geeft aan dat de veelal jonge onderofficieren bij deze eenheden door hun motivatie en optreden respect afdwingen.

Uit de vele signalen die Brinkman van de werkvloer krijgt blijkt de men hem weet te vinden. Hij vind dat de KL-adjudant een adviserende functie heeft. Het nemen van beslissingen ziet hij als een officierstaak maar de adviezen uit het onderofficierskorps moeten wel degelijk meewegen inde besluitvorming.

Als antwoord op de vraag hoe hij de beleidsvisie, onderofficieren leiden onderofficieren en de onderofficier naast de commandant uit het visiestuk “De onderofficier in de KL uit 1998 nog steeds aandacht behoeft geeft hij aan: “Er is al veel bereikt, en met name op de KMS zien we daar alle loopbaanrichtingen grondig zijn vernieuwd. We zien ook dat vakmanschap, instructie en leidinggeven in de opleidingen tot uiting komen. Er is sprake van herontdekking van instructeursfuncties. Het aardige is dat steeds meer collega’s wanneer ze eenmaal ingewerkt zijn ervaren hoe leuk het is om instructeur te zijn. De stafadjudanten fungeren steeds beter als klankbord voor alles wat de onderofficieren binnen een eenheid bezig houdt. Opleidingen zijn door een goede evaluatie op de werkplek sneller aan te passen aan de dagelijkse praktijk. Wij zijn dus op de goede weg maar toch blijft beleidsvisie mijn aandacht houden. In de praktijk blijkt namelijk dat de militaire vaardigheden over het algemeen voldoende aandacht krijgen maar dat de vaktechnische opleidingen achter blijven. Dit terwijl de vaktechnische opleidingen voor het grootste deel ook het terrein van de onderofficier zijn”.

Brinkman geeft ook het grote belang aan van goede begeleiding van jonge collega’s, zonder deze collega’s zat ik hier niet. Hij vind het coachen heel belangrijk en wil hier ook aandacht voor.

Hij ziet het als zijn taak om de tot nu toe verworven positie van het onderofficierskorps vast te houden en uit te bouwen. Ook het samenwerken van onderofficieren van alle wapens en dienstvakken moet hechter. Hij noemt ook de uitzendingen waar steeds weer de onderofficieren de onmisbare ruggengraat vormen, die de banden binnen ons korps versterken.

Een bijzondere mijlpaal tijdens de periode dat Brinkman landmacht-adjudant was is de uitreiking van de Prins Mauritsmedaille aan het onderofficierskorps.

De uitreiking van deze medaille is een bekroning op het in de jaren 90 ingezet veranderingsproces. De Koninklijke Nederlandse Vereniging “Ons Leger” had besloten om  het onderofficierskorps te decoreren. Deze vereniging werd in 1935 door de Nederlandse regering gemachtigd om een onderscheiding toe te kennen voor “loffelijke daden en krijgsgeschiedkundig onderzoek” aan personen of eenheden die op zeer verdienstelijke wijze hebben bijgedragen tot:

  1. het behoud van vrede, veiligheid en vrijheid
  2. verhogen van het aanzien van de krijgsmacht
  3. kennis van de geschiedenis van de krijgsmacht

Omdat het korps onderofficieren aan twee van hierboven genoemde criteria voldeed kwamen ze in aanmerking voor de Mauritsmedaille. Voor het geven van deze onderscheiding was volledige toestemming van de Minister van Defensie vereist en ook gekregen.

Op 13 november 2003 was werd de onderscheiding door de toenmalige BLS. M.L.M. Urlings uitgereikt aan Adjudant Brinkman.

 

Na ruim vier jaar met hart en ziel de functie van Landmacht-adjudant te hebben uitgeoefend, is het tijd om het stokje over te dragen aan mij opvolger, adjudant Witlox. Met deze mededeling begint adjudant Brinkman zijn stipnotities in de Onderofficier van augustus/september 2005.

Een citaat uit deze stipnotitie:

“Meer dan vier jaar mocht ik de functie van landmacht-adjudant bekleden. Het was voor mij een fantastische uitdaging. En een kans om een bijdrage te leveren aan het transformatieproces van de KL en in het bijzonder de verdere ontwikkeling van het onderofficierskorps. Ik heb uit alle macht getracht mijn steentje bij te dragen. Dit gaf mij voldoening zelfs wanneer het resultaat tegenviel of niet meteen zichtbaar was. Van de bevelhebber, generaal Urlings, kreeg ik volop ruimte en ruggensteun om mij in mijn functie te ontplooien ende ontwikkeling van het onderofficierskorps met kracht voort te zetten. Ik vond in hem een officier met een groot hart voor de KL, kortom een fantastische buddy, waarvoor mijn welgemeende dank”.

Als adjudant Brinkman in 2013 terugkijkt op zijn periode als Landmacht-adjudant merkt hij het volgende op: “In “mijn” periode heb ik me vooral te doel gesteld handen en voeten te geven aan de beleidsvisie. Met andere woorden moest het snel duidelijk worden wat de beleidsvisie nu in de praktijk betekende voor al het personeel van de KL en met name voor de KL onderofficieren. Ook al om te voorkomen dat er allerlei verschillende interpretaties en dus verschil in uitvoering zou ontstaan. De beleidsvisie werd daarvoor belangrijk uitgediept en vertaald naar de praktijk. Ook was het mijn doel de invoering ervan zo snel mogelijk af te ronden. Anders gezegd wilde ik zo snel mogelijk het resultaat structureel ingebed zien in de dagelijkse gang van zaken van de KL. Vooral om het momentum niet te verliezen. Daarvoor werd op alle fronten een waar charme offensief ingezet met de bedoeling om zo vaak als mogelijk op alle denkbare manieren de praktijk vertaling van de beleidsvisie uit te dragen.

Tegelijkertijd werden een groot aantal zaken in gang gezet. De belangrijkste was de evaluatie van de beleidsvisie. Kortweg gezegd, vanuit de vaststelling, hoever zijn we gekomen, de vertaalslag maken naar de beleidsvisie in de praktijk. (wat is nu precies de bedoeling en hoe ziet dat er uit in de praktijk, wat betekent dat voor u als onderofficier, wie doet wat, wanneer en hoe, wat zijn de bijbehorende verantwoordelijkheden en bevoegdheden) Enerzijds nodig om richting te geven aan al het personeel van de KL en misverstanden over de rol en taak (domein) van onderofficieren in de toekomst te voorkomen. Anderzijds om de opleidingen aan te passen. De KMS met de geweldige adjudant Toon de Bresser als voortrekker gingen aan de slag met de opleidingen. Daarin hadden zij de steun van de Stafadjudanten van COKL. (Commando Opleidingen KL) Gaandeweg kon daardoor de gehele opleidingscyclus en het loopbaantraject voor de onderofficier worden aangepast.

Ondergetekende, de Divisie en brigade adjudanten wierpen zich op de al genoemde praktische invoering van de (evaluatie) beleidsvisie. Tegelijkertijd pakten we met veel energie de verbetering van de O&T cyclus op. (Opleiden en Trainen) Als onderdeel daarvan werd er een jaarlijkse CSM dag in het leven geroepen. (compagnie sergeant majoor, batterij opperwachtmeester of eskadrons opperwachtmeester) waarbij ook de SMOn werden betrokken. (sergeant majoor opleidingen) Een dag die speciaal is gewijd aan de opleiding en trainingsaspecten in de dagelijkse gang van zaken. Daarnaast kwamen natuurlijk ook andere actuele onderwerpen ter tafel. Het bleek een gouden greep om van gedachten te wisselen met (en het op een lijn krijgen van) deze belangrijke groep. Het feit dat de legertop, inclusief de BLS daar gebruik van maakte zegt genoeg. Uitvloeisel hiervan was bijvoorbeeld het invoeren van de SMO functie bij iedere compagnie, batterij en eskadron. Let wel, we praten nog steeds over de initiatieven en ontwikkelingen van en door onderofficieren! Tenslotte werd ook het opleidingsberaad Onderofficieren ingesteld (OBO) wat razendsnel overleg mogelijk maakte tussen de parate en opleidingseenheden en opleidingen onderling.

Ook binnen het Korps Nationale Reserve werd de beleidsvisie geïntroduceerd zodat ook die militairen in de pas gingen lopen met de parate KL. Er valt over deze periode nog veel en veel meer te vertellen. Bijvoorbeeld over alle buitenlandse contacten en de internationale belangstelling voor hetgeen er binnen de KL gaande was. Of over het feit dat de KL adjudant steeds vaker betrokken werd bij bijzondere vraagstukken en commissies, zoals bijvoorbeeld voor het toekennen van dapperheids onderscheidingen. Maar daar over later wellicht meer. Het feit dat door al deze inspanning de Prins Maurits Medaille aan het onderofficierskorps van de KL werd toegekend spreekt misschien wel het meest. Het was een dynamische periode van hard en lang werken omdat vanzelfsprekend voor iedereen de oefeningen en uitzendingen gewoon doorgingen. Het succes van die periode was niet alleen goed voor de onderofficieren maar ook voor de KL. Met de hand om m’n hard durf ik te beweren dat we mede door de ontwikkeling van het onderofficierskorps als KL een stuk beter, lees professioneler zijn gaan functioneren. Geen onnodige luxe tijdens de vele uitzendingen. Het was voor mij in ieder geval een eer en genoegen om in die periode Landmacht Adjudant te zijn. Zonder ook maar een collega te kort te willen doen wil ik opmerken dat het zonder de steun van het fantastische team van collega Stafadjudanten nooit was gelukt!

Op 31 augustus 2005 was de overdracht en werd de nestel overgedragen aan de nieuwe landmacht-adjudant Theo Witlox.

Documenten

VERSLAG bijeenkomst stadjn niveau II

Interview Arend Brinkman (3)

Interview Arend Brinkman (2)

Evaluatie beleidsvisie onderofficieren.22mei 2002

De Stafadjudant in de Koninklijke Landmacht artikel brinkman

Artikel over doorstroom naar de KMS Landmacht maart 2007